Door Alexis Bienvenu, Fund Manager, La Financière de l’Echiquier.
Terwijl men juist een daling verwachtte, kwam er een stijging: de inflatie staat er prima voor, veel beter dan de huishoudens, die zware klappen krijgen.
Alle cijfers wijzen de laatste tijd namelijk in dezelfde richting: de inflatie blijft niet alleen hoog, maar trekt hier en daar zelfs opnieuw aan. Zo lag het inflatiecijfer in Frankrijk volgens de eerste ramingen in februari op 6,2%, evenveel als de piek van oktober. In Duitsland is het nog erger: +8,7%, wat ook vrijwel overeenkomt met het niveau van oktober. Tegen de verwachtingen in ligt de piek dus nog niet echt achter ons. In de Verenigde Staten is de consumptieprijsinflatie zelfs weer toegenomen, van 5,3% in december naar 5,4% in januari. Het hoogtepunt, dat in juni werd bereikt, lag met circa 9% weliswaar nog een stuk hoger, maar de neergang is duidelijk gestokt en zelfs gekeerd.
Door die weeromstuit beginnen beleggers een restrictiever monetair beleid te verwachten. De markt gaat er nu van uit dat de richtrente in de Verenigde Staten deze zomer de 5,5% nadert, terwijl de consensus begin februari nog onder de 5% lag. Sommige analisten zien de richtrente zelfs oplopen tot 6%. Idem dito in de eurozone, waar de verwachtingen voor de richtrente voor eind 2023 zijn opgelopen van ongeveer 3,25% begin februari tot bijna 4% vandaag. Beleggers trokken de vastbeslotenheid van de centrale banken lang in twijfel, maar nemen die nu dan toch ernstig. De renteverwachtingen kunnen zelfs nog verder stijgen: de huidige consensusverwachting is nog vrij laag ten opzichte van de kerninflatie in de eurozone van februari (5,6%), tenzij deze uiteindelijk een forse daling laat zien.
De huishoudens hebben het nog moeilijker, want de prijzen van sommige essentiële producten stijgen een stuk sneller dan de totale inflatie. In Duitsland zijn levensmiddelen bijna 20% duurder geworden. In Frankrijk 15%. Supermarkten en producenten zijn bovendien net nieuwe prijsstijgingen overeengekomen. De lonen volgen in de meeste gevallen niet: het reële – voor inflatie gecorrigeerde – inkomen is in Duitsland bijvoorbeeld met 4,1% gedaald in 2022, het derde jaar van koopkrachtverlies op rij in de grootste economie van de eurozone.
Toch zijn er ook enkele gunstige effecten, die de economie enige beschutting bieden tegen de inflatiestorm. Om te beginnen delen niet alle bedrijven in de klappen. Gemiddeld – al gaan daar grote verschillen achter schuil – kunnen zij de inflatie doorrekenen in hun verkoopprijzen en dus hun marges op peil houden. Soms overcompenseren ze zelfs, want de lonen stijgen meestal minder snel dan de inflatie – de reële loonkosten kunnen in dat geval zelfs dalen! Dat is met name een zegen voor de aandeelhouders.
Ten tweede passen de meeste overheden de schijven van de inkomstenbelasting aan de inflatie aan. Frankrijk heeft de grensbedragen bijvoorbeeld met 5,4% verhoogd voor de inkomsten van 2022. Wie zijn inkomen heeft zien stagneren of minder snel zien stijgen dan de inflatie, zal daardoor minder belasting betalen. En dus per saldo minder lijden onder de inflatie.
Tot slot ontvangen de overheden meer belastinginkomsten, want zij romen nog steeds een nagenoeg identiek percentage af van het bbp, dat mee stijgt met de inflatie. Als de reële rente waartegen zij lenen – de nominale rente verminderd met de inflatie – negatief is, zoals momenteel in Europa het geval is, neem hun schuldgraad de facto af. Op die manier kunnen zij begrotingstekorten blijven creëren zonder hun balans te verzwaren. Volgens het IMF had de eurozone in 2022 een schuldgraad van 93% van het bbp, minder dan in 2020, en zou die de komende jaren verder dalen tot 91% in 2023 en 89% in 2025. In de Verenigde Staten zal de ratio volgens de prognoses van Bloomberg dalen van 102% in 2022 naar 97% in 2023, ondanks een begrotingstekort van bijna 5%.
Inflatie is dus niet alleen maar een gesel. Gelukkig maar, want het ziet ernaar uit dat we er nog lang mee zullen moeten leven – amor fati.