Alexis Bienvenu, Fund Manager, La Financière de l’Echiquier.
De inflatie is nog steeds te laag. We moeten de monetaire stimuli opvoeren, de overheid dieper in de schulden steken en het begrotingstekort verder uitdiepen! Voor een groot deel van de wereld, dat net een verbeten strijd tégen de inflatie voert, klinkt het als een recept van een chef die de pedalen kwijt is.
Dat is het echter niet. Integendeel, het is de weldoordachte beleidslijn van de Japanse autoriteiten. Japan beleeft dan ook historische tijden. Het land maakt een goede kans om uit de structurele desinflatie te breken die het al zo’n dertig jaar in haar greep heeft. Het inflatievuur is echter nog maar een zwak vlammetje. Om te voorkomen dat het dooft, moet het worden aangewakkerd tot het op eigen kracht blijft branden. De prijsstijgingen mogen niet beperkt blijven tot grondstoffen en voeding (waardoor een importland als Japan verarmt), maar moeten ook de diensten en vooral de lonen aansteken, om op termijn de consumptie aan te zwengelen.
Dat doel heiligt alle middelen. Alle Japanse instanties trekken eensgezind aan de kar: de centrale bank, de regering, de vakbonden … alleen het bedrijfsleven lijkt wat minder enthousiast.
De centrale bank heeft op 31 oktober beslist om een extreem verruimende koers te blijven varen. De richtrente blijft negatief (-0,1%) en de bovengrens voor de tienjaarsrente wordt gehandhaafd op 1%, terwijl de inflatie 3% bedraagt. In ‘reële’ termen – gecorrigeerd voor de inflatie – bedraagt de richtrente dus -3% en de tienjaarsrente circa -2%, een zeldzaam niveau van monetaire stimulering. Maar dat is niet alles: de kerninflatie, die geen rekening houdt met energie en verse voeding, twee bijzonder volatiele componenten, ligt sinds afgelopen zomer systematisch boven de 4%. Dat hebben we sinds 1981 niet meer gezien. Hieruit blijkt duidelijk dat de economie fors wordt aangejaagd.
Tegelijk moet gezegd dat de centrale bank heeft besloten om de bovengrens voor de tienjaarsrente wat minder strikt in te vullen en voortaan als een flexibele limiet te beschouwen. Zij zal dus niet meer systematisch ingrijpen als die grens dreigt te worden overschreden. Niettemin blijft de Bank of Japan een van de weinige centrale banken die überhaupt een maximumniveau voor de tienjaarsrente nastreven – misschien wel de enige. Bovendien valt te verwachten dat die grens pas in april 2024 ter discussie wordt gesteld, wanneer de bank haar inflatievooruitzichten voor 2026 bekendmaakt. Voor 2025 liggen de inflatieverwachtingen – exclusief energie en verse voeding – vandaag al wel op 1,9% en dus dicht tegen de langetermijndoelstelling, maar die horizon is te kort om te kunnen besluiten dat de doelstelling blijvend bereikt is. Daarvoor moeten de inflatieverwachtingen minstens tot in 2026 op dat niveau blijven staan. Alleen dan kan de bovengrens voor de tienjaarsrente voorzichtig worden opgetrokken of zelfs – voor het allereerst – worden losgelaten.
De markt heeft die verruimende boodschap luid en duidelijk gehoord en de Japanse munt meteen door de grens van 151 yen per Amerikaanse dollar naar haar zwakste niveau sinds 1990 geduwd.
Niet alleen de centrale bank vaart een eigenzinnige koers, ook de Japanse regering. Terwijl de groei relatief sterk is, de werkloosheid laag blijft en het land in verhouding tot het bbp de hoogste schuldgraad ter wereld heeft – 255%, evenveel als Soedan – heeft de premier namelijk recent een nieuw herstelplan van meer dan 100 miljard euro (17 000 miljard yen) laten goedkeuren. Daarmee wil hij de huishoudens een pleister bieden tegen de inflatie – dezelfde inflatie die hij juist wil oppoken.
Al die monetaire en budgettaire inspanningen zullen echter vergeefs zijn als de lonen niet volgen. Op dat vlak lopen de vakbonden zich warm. Volgens de Japanse zender NHK wil de grootste vakbondsorganisatie van het land – Rengo – tijdens de jaarlijkse loononderhandelingen van volgend voorjaar een loonsverhoging van meer dan 5% eisen. Of de werkgevers daarmee instemmen, is echter lang niet zeker. Uit de Tankan-enquête blijkt dat de bedrijven de komende drie jaar slechts een beperkte stijging van de producentenprijzen verwachten (in het totaal 3,8%), waardoor er weinig ruimte zou zijn om de lonen te verhogen zonder de bedrijfswinsten onderuit te halen. Bovendien gaat de inflatie in de rest van de wereld in dalende lijn.
De specifieke monetaire beslommeringen van Japan lijken dan wel diametraal tegenover die van de meeste andere rijke landen te staan, ze zijn niettemin bijzonder relevant. In heel wat opzichten is Japan namelijk een voorbode van wat de rest van de wereld en met name Europa wacht. Een krimpende bevolking, vergrijzing, structureel zwakke groei, afhankelijkheid van andere landen voor grondstoffen, te lage inflatie, torenhoge staatsschulden, ondermaatse loongroei, negatieve richtrente: het klinkt allemaal bekend.
Slaagt Japan in zijn waagstuk, dan zal het dus als lichtend voorbeeld gelden. Faalt het, dan weet Europa wat het moet vermijden, ook al volgen we nu al min of meer hetzelfde traject. Qua inflatie en in geografisch opzicht zijn ze elkaars tegenpolen, maar beide lijken niettemin op hetzelfde lot af te stevenen.