Thomas Planell, Beheerder – Analist DNCA Investments.
Na afloop van de eerste ronde, enkele weken voor de aankomst van de olympische vlam in Parijs, zakt opnieuw de temperatuur van het rooster waarop de markten Frankrijk hebben gelegd … Voor de beleggers is het worstcasescenario niet bewaarheid geworden.
De verkiezingen, die de bevolking enorm bezighielden (een opkomst van 66%, het hoogste niveau sinds 1997), leverde geen absolute meerderheid op, noch voor het Rassemblement National, noch voor het Nouveau Front Populaire, die beide door de internationale markten als extremistische partijen worden beschouwd. Het lijkt erop dat zij na deze eerste verkiezingen niet voldoende ruimte hebben om hun programma op te leggen, dat in beide gevallen gebaseerd is op een duidelijke en aanzienlijke toename van de uitgaven, een stijging van het tekort en een beroep op de staatsschuld, die nu al 110% van het nationaal vermogen bedraagt.
Op de avond van de resultaten steeg de euro lichtjes ten opzichte van de dollar en de dag erna ging hij verder op zijn elan. De CAC40-index steeg met 2,6% bij de opening. Het verschil tussen het rendement van de OAT en de BUND verkleinde tot 74 basispunten. De markten komen weer op adem na een woelige week, gekenmerkt door geruchten over een verkoop van Franse schuld door de grootste houder (Japan), of een mogelijke tussenkomst (al veroordeeld door de Duitse politieke klasse) van de ECB (terwijl dat niet zou mogen volgens de procedure voor buitensporige tekorten) …
Bij gebrek aan een absolute meerderheid is het bemoedigende resultaat van de traditionele partij Les Républicains (10%) vermeldenswaard, net als het resultaat van de partij van de presidentiële meerderheid, die met een vijfde van de stemmen en een maximum van honderd zetels nog steeds een belangrijke kracht vertegenwoordigt. Deze twee gematigde partijen samen zouden de ‘extreme’ maatregelen van de niet-traditionele partijen moeten helpen beteugelen.
De kans op een technische regering wordt dus voorlopig het meest waarschijnlijke scenario. Jordan Bardella lijkt net als Marine Le Pen weinig geneigd om de comfortabele zetel van de oppositie te verlaten: zonder een absolute meerderheid wil hij zich niet kandidaat stellen voor de regering.
Een technocratische regering, die beperkt is in haar vermogen om een koers uit te stippelen, zou zich tevreden kunnen stellen met een boekhoudkundig en administratief beheer van de staatszaken, dat wordt afgedwongen door de procedure van de Europese Commissie in geval van buitensporige tekorten.
Afgezien van een exogene schok zou de neiging om de overheidsuitgaven te verhogen beperkt of onbestaand moeten zijn. Het is dus niet ondenkbaar dat het Franse overheidstekort stabiliseert of afneemt, zoals overigens bij de vorige ‘cohabitations’ het geval was, tenzij de economische groei verslechtert.
In vergelijking met de zeer genereuze budgettaire dynamiek van de afgelopen jaren zou dit erop neerkomen dat de Fransen die massaal op antibezuinigingspartijen stemden, geconfronteerd worden met een quasibezuinigingsbeleid: een heuse ironie van het politieke lot!
Temeer daar de Senaat en de Grondwettelijke Raad voor nuancering en een stap achteruit in het wetgevingsproces zullen zorgen. Dit zou de internationale beleggers moeten blijven geruststellen naarmate zij de rol van het tweekamerstelsel als waarborg en het standpunt van de rue de Montpensier begrijpen. Bovendien zullen de markten zich zeker herinneren hoe efficiënt onze belastingadministratie is (die Griekenland meer dan tien jaar geleden zo hard miste …) als het gaat om het innen van belastingen.
Frankrijk organiseert de Olympische Spelen echter in een historische situatie: ‘cohabitation’ is geen nieuw fenomeen, maar de intrede van twee partijen die als extreem worden beschouwd in de voorkamer van de macht, is ongezien.
Deze kloof en het risico op een parlementaire kakofonie kunnen wegen op de beleggingsbeslissingen (residentiële markt, duurzame goederen) of op de bedrijfsbeslissingen (CAPEX). Met een beperkt bestedingspotentieel van de overheid wordt een andere component van de groeivergelijking verzwakt.
Het valt te hopen dat de goede werkgelegenheid en de dalende inflatie de consumptie van de Fransen ondersteunen, die ervoor zouden kunnen kiezen om hun bestedingscapaciteit te mobiliseren voor de aankoop van huishoudelijke pleziergoederen en -diensten.
De binnenlandse consumptie en de andere belangrijke component van het bbp (het vermogen van bedrijven om hun marktaandeel qua export te behouden) zullen het grootste deel van de Franse economie op hun schouders dragen.
In China en de Verenigde Staten – belangrijke afzetmarkten voor Franse bedrijven – zijn de signalen tegenstrijdig. Zondagavond bleef de industriële PMI, gemeten door het Chinese statistiekbureau, krimpen. Het maandagochtend gepubliceerde rapport van S&P en Caixin (dat eerder betrekking heeft op kleine en middelgrote ondernemingen) vertoonde daarentegen tekenen van verbetering.
In de Verenigde Staten wijzen de laatste economische cijfers op een vertraging en een zachte landing van de Amerikaanse economie. Het inflatiecijfer dat het meest gevolgd wordt door de Fed (PCE), bleek in lijn te liggen met de verwachtingen. Maar naar het voorbeeld van Europa concentreert de aandacht zich stilaan op de verkiezingen, die beginnen te lijken op een volksstemming voor Trump. Joe Biden zaait twijfel over zijn vermogen om een tweede ambtstermijn aan te kunnen, wat de Republikeinse kandidaat ten goede komt. De markten reageerden op de opstoot van Trump in de peilingen met een opvering van de rentevoeten, die in absolute termen de Europese markten bleef trekken, ondanks de vernauwing van de perifere of Franse spreads tegenover Duitsland. Of het nu in Europa, waar extreemrechts zijn greep uitbreidt, in de Verenigde Staten of in de rest van de wereld is: beleggers zijn nog niet klaar met de verkiezingen. Het door de niet-traditionele partijen voorgestelde overheidsbeleid, dat vaak interventionistisch en protectionistisch is, zou uiteraard de inflatieverwachtingen en de langetermijnrente moeten ondersteunen.