Door Enguerrand Artaz, Fund Manager La Financière de l’Echiquier.
De CAC 40, de sterindex van de beurs van Parijs, voert met een rendement van bijna 17% sinds begin dit jaar wereldwijd de brede aandelenindices aan en vestigt record na record. De Nasdaq heeft er na een moeilijk jaar voor de Amerikaanse technologiesector een klim van 19% opzitten. Nog tal van andere indices, met name in Europa, noteren winsten van meer dan 10% en zelfs 15%. Dat wekt de indruk dat het op de aandelenmarkten in het eerste kwartaal van het jaar al rozengeur en maneschijn was. Zoals vluchtlijnen de blik naar het hoofdonderwerp van een kunstwerk trekken, belichten die prestaties echter slechts een deel van de beurs en blijven minder oogstrelende resultaten verborgen in de schaduw.
In de eurozone valt op dat de luxesector en duurzame consumptiegoederen, die in de CAC 40 sterk vertegenwoordigd zijn, de bredere markt ruim overtroffen hebben: Hermès, LVHM en L’Oréal klokten af op een stijging van 30% en meer, Kering en Christian Dior koersten ruim 20% hoger. Smallcaps zijn daarentegen ver achtergebleven. Terwijl de MSCI EMU er als largecapindex 14% op vooruitging, bleef de winst van de MSCI EMU Small Cap beperkt tot 9% en moest de MSCI EMU Micro Cap het stellen met een stijging van minder dan 5%.
In de Verenigde Staten is het onderscheid wellicht nog duidelijker. De Nasdaq is sinds begin dit jaar met 19% opgeveerd, terwijl de S&P 500, de sterindex van de Amerikaanse beurs, is gestrand op een winst van iets meer dan 8%. Industriële waarden, vertegenwoordigd in de Dow Jones, en smallcaps, gebundeld in de Russel 2000, gingen er maar nipt meer dan 2% op vooruit. Dat povere resultaat werd voor wie in euro belegt volledig uitgewist door de daling van de dollar tegenover de Europese eenheidsmunt. Die grote kloof tussen de Amerikaanse indices is vooral toe te schrijven aan de sterke stijging van de grote technologieaandelen. Apple, Microsoft, Amazon, Nvidia en Alphabet, de vijf grootste aandelen uit de S&P 500, zijn samen goed voor 73% van het rendement van de index, terwijl ze er maar 20% van uitmaken.
Die extreme concentratie van het rendement betekent dat de diepte van de markt sterk is afgenomen. De afgelopen drie maanden hebben bijvoorbeeld minder dan 25% van de componenten van de S&P 500 de index verslagen, tegen gemiddeld zowat 50%. Dat is het laagste cijfer sinds minstens 2005 en wijst op een zekere kwetsbaarheid. Het wil namelijk zeggen dat de stijging afkomstig is van slechts een beperkt aantal aandelen. Dat zijn voor het merendeel megacaps, bedrijven met een heel grote marktkapitalisatie, wat laat vermoeden dat de vraag voor een groot deel afkomstig was van trendvolgende fondsen of algoritmen die louter een index repliceren, en niet zozeer van een breed gedragen optimisme onder beleggers die naar de fundamentele factoren kijken.
De kans bestaat dus dat de positionering op de markt razendsnel keert als er tegelijkertijd veel slecht nieuws opduikt. Met name in de VS, waar de centrale bank een restrictief monetair beleid moet blijven voeren als gevolg van het lage tempo waarin de inflatie afneemt, terwijl de macro-economische indicatoren verslechteren, is zo’n scenario niet denkbeeldig. Op dat moment zullen beleggers zich wellicht herinneren dat ze soms door de bomen het bos niet meer zien.