Enguerrand Artaz, Fund Manager, La Financière de l’Echiquier.
Te oordelen naar de VIX – de ‘angstindex’ van de Amerikaanse beurs – staat de volatiliteit van de aandelenmarkten op een bijzonder laag pitje, terwijl de ‘volatiliteit’ van de thema’s die de markten beroeren, hoger is dan ooit. Eind december was de overgrote meerderheid van de beleggers het erover eens dat de inflatie voorbij was en er dus vanaf de eerste helft van 2024 een reeks renteverlagingen zou komen. Nog geen twee maanden later schuift de verwachte datum van de eerste renteverlaging steeds verder op en volstaat één tegenvallend cijfer over de Amerikaanse inflatie in januari om de vrees voor nieuw prijsstijgingen weer te doen opflakkeren. Is die bezorgdheid terecht?
Laten we eerst eens kijken naar de Amerikaanse cijfers die al die verhalen over inflatie in gang hebben gezet. Die worden namelijk vertekend door eenmalige effecten. Ten eerste doet de component ‘equivalente huurprijs voor huiseigenaren’ de wenkbrauwen fronsen. Die is op maandbasis veel sterker gestegen dan de voorgaande maanden, terwijl de huurprijzen zelf, waarmee deze component historisch sterk gecorreleerd is, duidelijk een dalende trend laten zien. Die statistische discrepantie zal in latere cijfers hoogstwaarschijnlijk gecorrigeerd worden, maar heeft in die ene maand een grote invloed, want deze component is goed voor een derde van de kerninflatie. Ten tweede werden de cijfers in de VS ook opgedreven doordat de prijzen van diensten exclusief huisvesting opnieuw aantrokken, voor een groot stuk als gevolg van de jaarlijkse herziening van de tarieven van een aantal diensten (auto- en ziektekostenverzekeringen, medische diensten, kinderopvang enz.). Dat effect speelt alleen aan het begin van het jaar en is hoegenaamd geen voorbode van een verdere stijging. Als we bovendien onze blik verbreden naar buiten de VS, zien we dat de inflatie in alle andere regio’s snel terugloopt, met name in Europa, maar bijvoorbeeld ook in Canada.
De sterren lijken wereldwijd niet echt gunstig te staan voor een opleving van de inflatie. Aan de aanbodzijde zijn, op de recente verwikkelingen in de Rode Zee na, de toeleveringsketens hersteld. De wereldeconomie vertoont geen tekenen van oververhitting – China is in de greep van deflatie en verschillende grote economieën (Duitsland, Japan en het Verenigd Koninkrijk) zitten in een recessie. Aan de vraagzijde, tot slot, houdt de consumptie in de Verenigde Staten weliswaar goed stand – in tegenstelling tot de meeste andere ontwikkelde landen – maar zit een echte versnelling er niet in. De loongroei neemt namelijk gestaag af, waardoor het reële inkomen van de huishoudens stagneert. De spaarreserves zijn beperkt en het toegenomen gebruik van krediet bereikt zijn grenzen, terwijl de betalingsachterstand op creditcards onophoudelijk toeneemt.
De daling van de inflatie verloopt met horten en stoten, maar lijkt dus niet in het gedrang te komen. De vrees van sommige beleggers voor een opleving van de inflatie lijkt eerder ingegeven door een nog onverwerkt trauma als gevolg van de recente inflatiepieken dan echt gerechtvaardigd door onderliggende factoren. Als we al ergens bezorgdheid over moeten zijn, dan vooral over het risico dat de centrale banken door al die verhalen over inflatie te lang een restrictieve koers blijven varen. Dat zou een misvatting zijn en de aarzelende kentering die zich de afgelopen maanden in de conjunctuur lijkt af te tekenen, kunnen fnuiken.