Door Enguerrand Artaz, Fund Manager La Financière de l’Echiquier.
Op veel punten vertoont de Amerikaanse economie de laatste maanden duidelijk tekenen van kwetsbaarheid: de verwerkende industrie zit al in een recessie, de vastgoedsector is flink gekrompen, het banksysteem is verzwakt door de ondergang van kleine regionale banken en de reële consumptie stagneert en kan alleen nog een beetje overeind blijven dankzij de spaaroverschotten die tijdens de lockdownperiodes zijn opgebouwd. Na een van meest ingrijpende en snelste monetaire verkrappingen in de geschiedenis is de kans op een recessie dan ook enorm toegenomen. Het laatste bolwerk dat tot nu toe standhield in deze turbulente periode was de werkgelegenheid.
De banencreatie bleef bijzonder sterk, er was een zelden vertoond gebrek aan evenwicht tussen openstaande vacatures en werkzoekenden, en het aantal aanvragen voor een werkloosheidsuitkering was bijna nog nooit zo laag: niets leek de Amerikaanse arbeidsmarkt aan het wankelen te brengen. En daar zat een logische redenering achter: gezien de problemen die bedrijven ondervonden bij het herstellen van hun personeelsbestand na de coronacrisis, zouden ze in de verleiding kunnen komen om ontslagen zoveel mogelijk te vermijden als de bedrijvigheid terugvalt, zelfs als dat ten koste gaat van hun marges, die overigens niet te verwaarlozen zijn.
Deze gedachtegang is ongetwijfeld nog steeds relevant, vooral in sectoren die het meest te kampen hebben met arbeidstekorten. Desalniettemin wijzen alle recente Amerikaanse werkgelegenheidscijfers in dezelfde richting: de arbeidsmarkt trilt op zijn grondvesten. In bijna een derde van de Amerikaanse staten zijn de aanvragen voor werkloosheidsuitkeringen in een jaar tijd met meer dan 25% gestegen, een percentage dat buiten een recessie nooit is voorgekomen. De werkgelegenheidscomponenten van de recentste peilingen in de verwerkende industrie wijzen in de meeste gevallen op een sterke inkrimping van het personeelsbestand. Het aantal ontslagen is de afgelopen drie maanden gestegen tot 270.000, het hoogste niveau – de coronacrisis niet meegerekend – sinds de recessie van 2008-2009. En hoewel het rapport van het Bureau of Labor Statistics voor de maand maart met 236.000 nieuwe banen nog steeds solide is, ligt de banencreatie in de privésector op het laagste niveau sinds ruim twee jaar en is de looninflatie flink gedaald.
Er is dus heel duidelijk sprake van een neerwaartse trend. Hoewel de absolute cijfers nog niet alarmerend zijn, zou de enorme flexibiliteit van de arbeidsmarkt tot voorzichtigheid moeten manen. De terugval kan even plotseling als hevig zijn, ook al hebben we het keerpunt al achter de rug. En als dat gebeurt, dan is dat de laatste dominosteen die de Amerikaanse economie, die steeds minder in staat lijkt te ontsnappen aan een recessie, onverbiddelijk in zijn val zal meetrekken. Het relatief positieve nieuws ligt in de mogelijk deflatoire impact van een dergelijk scenario. De centrale bank zou weer speelruimte krijgen en tegelijkertijd de inflatie op doeltreffende wijze onder de knie kunnen houden. Door het optimisme van de afgelopen maanden over een mogelijke ‘zachte landing’ zijn sommige beleggers misschien vergeten dat het een hele uitdaging is om een hoge inflatie de kop in te drukken zonder een recessie te veroorzaken.