Skip to main content

Clément Inbona, Fund Manager, La Financière de l’Echiquier.

De publicatie van de Amerikaanse indicator van de consumptieprijsinflatie (CPI) voor januari joeg op woensdag 12 februari een schokgolf door de markten: +0,5%. Dat was een flink stuk boven de gemiddelde consensusverwachting onder economen, die slechts een stijging met 0,3% hadden verwacht. Bovendien overtrof het cijfer zelfs de allerhoogste prognose. Met 3,0% inflatie jaar op jaar in januari en een onafgebroken stijging sinds september lijkt de hoop dat de geest weer in de fles gedwongen was opnieuw te vervliegen. Moeten we nu vrezen voor een tweede inflatiegolf, zoals in de jaren 1970?

Dat valt nog af te wachten. De geschiedenis leert ons namelijk dat januari de maand is waarin economen zich het vaakst vergissen. Hoe komt dat? Twee belangrijke redenen: de cijfers van januari worden vertekend door een herziening van de wegingen in het mandje consumptiegoederen, en het Bureau of Labor Statistics corrigeert de seizoensinvloeden op basis van het voorgaande jaar, wat de inschatting aan het begin van het jaar extra bemoeilijkt. Daardoor is januari al sinds 2022 de maand waarin de consensus de stijging van de prijzen het sterkst onderschat. In de index van de productieprijzen is het effect nog duidelijker zichtbaar. In negen van de afgelopen tien jaar bleek de prognose voor januari te laag! Dat ‘eerste maand van het jaar’-effect is echter per definitie van voorbijgaande aard.

Toch ontketende de publicatie van het cijfer op korte tijd een bruuske stijging van de Amerikaanse tienjaarsrente – met 14 basispunten – en een terugval van de S&P 500-aandelenindex met 1%. Beleggers wisten het hoofd echter koel te houden en maakten die bewegingen daags nadien weer helemaal ongedaan, ook al liet het cijfer van zowel de productie- als de consumptieprijzen een sterkere stijging zien dan voorspeld. Die afwijkende reactie kan op het eerste gezicht verrassend lijken, maar was bij nader inzien volstrekt logisch.

De productieprijzen worden namelijk op precies dezelfde manier vertekend door seizoensinvloeden als de consumptieprijzen. De componenten ervan die ook in aanmerking worden genomen in de berekening van de PCE-inflatie – de indicator waardoor de Fed zich laat leiden, maar die pas later in de maand verschijnt – vielen bovendien lager uit dan verwacht, dus zal de PCE wellicht meevallen. Tot slot strookt dit prijzenplaatje in zijn geheel genomen ook met de houding die de Amerikaanse centrale bank heeft aangenomen. Traditioneel zijn de financiële markten zenuwachtig wanneer beleggers vrezen dat de Fed ‘behind the curve’ is, waarmee wordt bedoeld dat ze in de verkrapping of versoepeling van het monetaire beleid achter de feiten aanloopt. Dat lijkt op dit moment echter hoegenaamd niet het geval te zijn. Tegenover de politieke inmenging van de nieuwe regering-Trump plaatste Jerome Powell een voorzichtige en resoluut onafhankelijke koers. Leidt de Fed de dans, dan koersen de markten doorgaans hoger.

EFI

Author EFI

More posts by EFI