Skip to main content

Het is moeilijk om onverschillig te blijven voor de door Tesla gepresenteerde androïden en zijn nieuwe robottaxi’s.

Vooral omdat de presentatie plaatsvindt op het moment dat de controverse oplaait tussen Uber en Lyft, die ervan worden beschuldigd het chauffeursaanbod kunstmatig te verlagen door hun toegang tot het platform te beperken.

Door kunstmatig (dankzij hun oligopolistische positie) een hoge bezettingsgraad van de chauffeurs te handhaven, daalt het minimuminkomen dat aan de chauffeurs moet worden doorgestort, ten voordele van de marge van de platformen.

Op macro-economische schaal bekeken: het beperkte aanbod stagneert onder zijn potentiële niveau, vergroot het onevenwicht ten opzichte van de vraag: de consumptie blijft onder zijn potentieel, de beleggers profiteren van prijzen die de marges verhogen, maar op langere termijn kan de inflatie die sneller stijgt dan het reële bbp hen ertoe dwingen meer risico te nemen om dit te compenseren. In sociaal opzicht vergroot ze de ongelijkheid. Voor de volksklassen wordt ze ervaren als een extra belasting, die niet gecompenseerd wordt door meer overheidsdiensten. Het socio-fiscale contract lijkt dan op losse schroeven te staan, wat de wrevel voedt die de kiezers richting niet-traditionele partijen stuurt. Hoewel het een vlugge en karikaturale redenering is, staat ze niet helemaal los van de realiteit van de afgelopen jaren. Ze dient vooral om de rol van productiviteitswinst in het economische proces te illustreren.

Bovendien zorgt innovatie, belichaamd door de figuur Tesla, voor een positieve aanbodschok: geen stuur of pedalen in de nieuwe voertuigen, geen behoefte meer aan de 393.000 chauffeurs die het Bureau of Labor Statistics heeft geteld. Slechts enkele ‘controleurs’ beheren de vloot en de verhouding kapitaal/initiële arbeid (één auto per chauffeur) wordt verveelvoudigd (één controleur per vloot van duizenden voertuigen met een waarde van $ 20.000): de productiviteit explodeert en maakt het mogelijk om de consumptie en de groei op te drijven, terwijl het tegelijkertijd tot desinflatie kan leiden. Het is niet langer een Goudlokje-scenario: het is het nirwana van AI en robotisering.

 Door het scenario van een quasi no-landing te onderschrijven zonder zich zorgen te maken over de inflatiecijfers die iets boven de verwachtingen uitkwamen (waarschijnlijk, want sinds 6 maanden staan de core CPI op jaarbasis met 2,6% en de shelter met 4,2% allebei op hun laagste peil sinds april en juli 2021, iets waar de FED veel aandacht aan besteedt), lijken de aandelenmarkten te geloven in dit gelukzalige scenario waarin vooruitgang rijmt op een ongebreidelde en deflatoire groei.

Jammer genoeg profiteren wij Europeanen niet van de toegenomen productiviteitswinst die we aan de overkant van de Atlantische Oceaan zien: daar groeit het bbp met minder jobcreatie, in Europa stagneert het terwijl de arbeidsmarkt en de lonen de enige positieve componenten zijn van de economische verrassingen in het tweede en derde kwartaal… De rest (peilingen en indicatoren van de conjunctuurcyclus, industriële activiteit, groot- en kleinhandel) blijft teleurstellen, weliswaar aan een minder verontrustend tempo, maar voldoende om de Europese bedrijven ertoe aan te zetten de groeiverwachtingen in verband met de winst per aandeel voor het derde kwartaal te overtreffen.

In Europa moest de winst met 1 procent dalen ten opzichte van hetzelfde kwartaal vorig jaar. Dit ligt trouwens in lijn met de groeiverwachtingen voor boekjaar 2024 voor de bedrijven van de Eurostoxx 50. 

De zwarte reeks winstwaarschuwingen van de autosector of, meer heterogeen, van Aurubis, Vistry, Rentokil en Vestas, de bezorgdheid van de sector duurzame consumptiegoederen of de energiebedrijven (met de daling van de olieprijs in het derde kwartaal) contrasteert met de positieve verwachtingen omtrent de financiële waarden, die hun kapitaal blijven uitkeren aan de aandeelhouders. JPMorgan, dat het publicatiebal van de bankaandelen opende, wist trouwens de verwachtingen te overtreffen. Sinds het begin van het jaar, rekening houdend met de dividenden en vóór het effect van de inkoop van eigen aandelen, hebben de financiële waarden aan beide zijden van de Atlantische Oceaan de top 3 veroverd van de ’total return’-prestaties sinds het begin van het jaar.

Toch hebben de Europese markten het sinds midden september goed gedaan ten opzichte van de Amerikaanse indexen, dankzij de gevoeligheid van de bedrijven uit de Oude Wereld voor de door de Chinese autoriteiten vooraf aangekondigde fiscale stimulans, waarvan de uiteindelijke vorm nog wordt afgewacht. De waardering onder het historische gemiddelde op 10 jaar van de Europese bedrijven (13,5x de resultaten van de komende twaalf maanden) is meer relaxt dan die van de Amerikaanse aandelen (twee standaardafwijkingen boven het gemiddelde!). Het historische disagio van de Europese small en mid caps zorgt voor een opflakkering van de activiteit op het vlak van fusies: dit jaar zouden we uitkomen op 240 deals, een ongezien aantal sinds 2009.

Op de obligatiemarkten worden beleggers geconfronteerd met prestaties die weinig in overeenstemming zijn met wat het schoolboek hen leert wanneer er een rentedaling op gang komt of wanneer de geopolitieke angst toeneemt. ​ Sinds 15 september verliest een gelijkgewogen portefeuille van Amerikaanse bedrijfsobligaties met een middellange looptijd (maximaal 10 jaar) en een nominale rente op 1, 2 en 10 jaar en een Amerikaanse reële rente op 10 jaar 1,30%. De belangrijkste negatieve factor: de Amerikaanse nominale rente op 10 jaar (-3,4%!), die twee keer zo sterk daalt als de prestatie van een inflatiegeïndexeerde rente met een nagenoeg identieke duration. Dat was te wijten aan de afwezigheid van een termijnpremie, de kwetsbaarheid van de nominale rentevoeten voor een herstel van de inflatieverwachtingen dankzij beter dan verwachte economische cijfers, de afwikkeling van shortposities en de te agressieve ‘pricing’ van de renteverlagingen van de FED.

Een deel van deze variabelen hebben zich gecorrigeerd. De grote vraag voor uitkeringsgerechtigden is nu of de nominale referentierentevoeten op 10 jaar met 4% opnieuw waarde bieden. Tot nu toe hebben ze hun rol als diversificatie-actief in de portefeuilles weer opgenomen. Dat zou zo moeten blijven, zolang de inflatieverwachtingen stabiel blijven. Het is een lot dat echter iets minder troost biedt wanneer we ons de gebeurtenissen uit 2022 herinneren… ​ 

EFI

Author EFI

More posts by EFI