Enguerrand Artaz, Fund Manager, LFDE.
Een van de opmerkelijkste macro-economische tegenstrijdigheden van het moment is wellicht de kloof die zich in de Verenigde Staten aftekent tussen de groei van het bbp – jaar op jaar 2,9% in het derde kwartaal van 2023 – en die van het bni (bruto nationaal inkomen), dat op jaarbasis met 0,1% gekrompen is. Dat historisch grote verschil verdient enige aandacht, want beide maatstaven kennen doorgaans een zo goed als identiek verloop en meten in wezen hetzelfde, de economische groei, maar bekeken door een andere lens. Een afwijkend patroon zoals we nu zien is zeldzaam en suggereert dat de groei op peil wordt gehouden via de consumptie, omdat er meer wordt gekocht op krediet en/of de beschikbare spaarreserves massaal worden uitgegeven.
Precies die twee factoren zijn verantwoordelijk voor de verrassend sterke consumentenbestedingen in de Verenigde Staten van de afgelopen kwartalen. De huishoudens laten het tijdens de coronacrisis opgepotte spaargeld gretig rollen en bouwen heel weinig nieuwe spaarreserves op. Zij doen ook vaker een beroep op krediet. Het gebruik van revolving credit (doorlopend krediet) via kredietkaarten is sinds het dieptepunt van 2021 sterk toegenomen en ligt vandaag hoger dan vóór corona. En daar houdt het niet op. Vanwege de oplopende rente op kredietkaarten, die in 2023 door de grens van 20% is gebroken, kiezen meer en meer huishoudens voor een andere manier om hun consumptie te financieren: Buy now, Pay later. Het principe daarvan is eenvoudig: kopers spreiden hun betalingen over een aantal maandelijkse termijnen, meestal zonder kosten of rente. Dat systeem is verre van nieuw, maar het gebruik ervan zit sinds enkele jaren stevig in de lift en die trend is in 2023 alleen maar versneld.
Buy now, Pay later kan reële voordelen bieden – consumenten geven gemiddeld meer geld uit en kopen producten die van betere kwaliteit of duurzamer zijn enz. – maar houdt ook grote risico’s in. Aangezien deze vorm van financiering niet gecentraliseerd verloopt en minder gereglementeerd is dan kredietkaarten, resulteert het in een aanzienlijk hoger risico op overmatige schuldenlast of impulsaankopen die het reëel besteedbaar inkomen overstijgen. Omdat dergelijke kredieten bovendien niet worden gemeld aan de voornaamste kredietregistratiebureaus, is het werkelijke volume ervan moeilijk te meten en kan er een soort ‘spookschuld’ ontstaan. Het risico bestaat dus dat de huishoudens meer schulden hebben dan blijkt uit de traditionele maatstaven.
Een echt systeemrisico lijkt dit fenomeen vooralsnog niet te vormen. Wel benadrukt het dat de goede vorm waarin de Amerikaanse economie de laatste tijd verkeert, misleidend is. Samengevat werd de groei in de VS hoofdzakelijk op peil gehouden door de consumentenbestedingen, waarvoor zwaar uit de spaarpot werd geput en vaker krediet werd aangewend, te oordelen naar het sterk toegenomen gebruik van Buy now, Pay later, naar alle waarschijnlijkheid meer dan de officiële cijfers laten vermoeden. Dat broze evenwicht kan standhouden zolang de Amerikaanse arbeidsmarkt niet fors inzakt, want dankzij de dalende inflatie stijgt het reële inkomen. Komt er daarentegen een fikse terugval van de werkgelegenheid, dan is de kans groot dat ook de consumptie op krediet behoorlijk bruusk in de remmen gaat. Dan zouden het bbp en het bni convergeren in neerwaartse richting, wat uiteindelijk zou kunnen uitmonden in een recessie.