Enguerrand Artaz, Fund Manager, La Financière de l’Echiquier.
De jongste vergadering van de Amerikaanse Federal Reserve (de Fed) over het monetaire beleid had geen verrassingen in petto. Zoals beleggers verwachtten liet de centrale bank, na tien renteverhogingen op rij en een totale stijging van 5% in minder dan achttien maanden, de richtrente ongemoeid. De hamvraag was echter of dit slechts een pauze is of het einde betekent van de cyclus van renteverhogingen. Vóór de vergadering twijfelden beleggers. Zou de Fed laten doorschemeren dat de rente niet verder zal worden verhoogd, of toch nog een laatste stijging in het vooruitzicht stellen? Uit de prognose van de leden van het FOMC dat de richtrente eind 2023 in een bandbreedte tussen 5,5% en 5,75% zal liggen, blijkt echter dat aanhangers van beide scenario’s het bij het verkeerde eind hadden: de Fed verwacht namelijk de rente voor het einde van het jaar nog tweemaal te zullen optrekken. Dat stemt om diverse redenen tot nadenken.
Dermate agressieve vooruitzichten wekken namelijk de indruk dat de Fed het inflatierisico nog steeds bijzonder hoog inschat. Waarom wordt er dan in juni een rentepauze ingelast? De uitleg die Fed-voorzitter Jerome Powell tijdens de vragenronde gaf was – net zoals tijdens zijn hoorzitting voor het Amerikaanse Congres – niet bijster overtuigend en maakte het per slot van rekening alleen maar nog moeilijker om het toekomstige rentetraject van de Fed in te schatten. Dat gebrek aan duidelijkheid komt ook tot uiting in de verwachtingen van de markten: die geloven niet in de twee renteverhogingen waar de centrale bank van uitgaat en houden zelfs geen rekening met een volwaardige verhoging tijdens de zomer.
Beleggers trekken dat scenario niet alleen in twijfel vanwege de onduidelijke communicatie van de Fed, maar ook – en vooral – om enkele fundamentele redenen. Zo bracht op het vlak van de consumptieprijsinflatie de publicatie van de CPI (Consumer Price Index) in mei, na de tegenvallende PCE-inflatie (Personal Consumption Expenditures) in april, een aantal belangrijke feiten in herinnering: de huizenprijzen hebben een daling ingezet die nog vele maanden zal voortduren, dat de autoprijzen opnieuw aantrekken is slechts een tijdelijk verschijnsel dat snel zal wegebben, en de inflatie van de prijzen van diensten exclusief huisvesting begint te vertragen. Dat is allemaal goed nieuws voor de trend in de komende maanden, te meer omdat sommige modellen voorspellen dat de inflatie tijdens de zomer sterker zal afkoelen. De krapte op de arbeidsmarkt, waar de Fed regelmatig op wijst, begint tekenen van een ommekeer te vertonen: de werkloosheid is in mei gestegen van 3,4% naar 3,7% en het aantal nieuwe aanvragen van een werkloosheidsuitkering zit de afgelopen weken stevig in de lift.
Tot slot houden de markten ongetwijfeld in het achterhoofd hoe onbetrouwbaar de renteprognoses van de Fed de afgelopen kwartalen zijn gebleken. Een jaar geleden stelde de Federal Reserve voor eind 2022 een rente van 3,25% tot 3,5% voorop, terwijl het jaar werd afgesloten op een bandbreedte van 4,25% tot 4,5%. In september vorig jaar schatte de centrale bank nog dat de rente eind 2023 in een bandbreedte van 4,5% tot 4,75% zou liggen. Dat is vandaag al 5% tot 5,25% en de Fed overweegt een verdere stijging. Na lang te hebben gewacht alvorens het monetaire beleid te verkrappen, met als argument dat de inflatie ’tijdelijk’ was, heeft de Fed nadien dus systematisch onderschat hoever de rente moest worden opgetrokken. Nu er tekenen zijn dat de inflatie afneemt, lijkt het niet uitgesloten dat de centrale bank de bal opnieuw misslaat en overschat hoe hardnekkig de inflatie is en hoeveel renteverhogingen er nog nodig zijn. De werkgelegenheids- en inflatiecijfers van de komende weken zullen wat dat betreft cruciaal zijn… en kunnen de communicatie van de Fed aanzienlijk bemoeilijken als de vertraging blijkt door te zetten.