Skip to main content

Alexis Bienvenu, Fund Manager, La Financière de l’Echiquier.

Overal ter wereld hebben economieën na de beëindiging van de coronalockdowns een spectaculair herstel gemaakt. Overal, behalve in China. Wat is er daar aan de hand?

Sinds eind 2022 het zero-covidbeleid werd losgelaten is er wel degelijk een zekere opleving merkbaar. Zo is de officiële samengestelde index van de economische bedrijvigheid, die eind december op een dieptepunt van 42,6 noteerde, opgeklommen tot 57 eind maart, een bijzonder hoog niveau. Bovendien bedroeg de bbp-groei in het eerste kwartaal van 2023 (niet-geannualiseerd) 2,2%, een stevige prestatie in vergelijking met het kwartaalgemiddelde van 1,2% gedurende de drie coronajaren en de 1,7% in de vijf jaren vóór de pandemie.

Dat goede nieuws verhult echter een minder florissante werkelijkheid, om nog maar te zwijgen van het geostrategische steekspel. Hoewel de opleving aan de gang is, bedraagt de consensusverwachting voor de bbp-groei dit jaar volgens Bloomberg bijvoorbeeld maar 5,7%, waarmee ternauwernood de langetermijntrend van vóór 2020 wordt geëvenaard. Achter die opleving gaan ook grote verschillen schuil tussen de verwerkende industrie en de dienstensector. In april stond de officiële index op 55,1 voor niet-industriële activiteiten en op 49,2 voor de industrie. Beide laten bovendien een dalende lijn zien: in maart lagen ze nog op respectievelijk 56,9 en 51,9. De piek in de bedrijvigheid lijkt dus – op z’n minst tijdelijk – achter de rug, terwijl het dieptepunt nog maar van december dateert.

Ook andere gegevens bevestigen de broosheid van het herstel. Neem bijvoorbeeld de vastgoedmarkt. Die essentiële bron van welvaart voor de Chinezen stond heel 2022 onder druk, met opzienbarende faillissementen van grote projectontwikkelaars en – een zeldzaamheid in China – sociale onrust onder misnoegde eigenaars tot gevolg. Het jaar begon goed, maar het herstel in die sector mindert alweer vaart. De index van nieuwbouwwoningen in de zeventig grootste steden van het land is in april nog maar met 0,32% gestegen, tegen 0,44% de maand voordien. Heel wat vastgoedbedrijven blijven ook wankel – in Hongkong werd de beursintroductie van vastgoedmaatschappij Zhuhai Wanda Commercial Management Group, een dochteronderneming van het conglomeraat Wanda Group, niet voor niets al voor de derde keer uitgesteld.

Het Politbureau van de Chinese Communistische Partij heeft zich tijdens zijn vergadering eind april over die pijnpunten gebogen. Het stelde vast dat het herstel aanzienlijk is, maar nog niet krachtig genoeg, en dat bijkomende inspanningen nodig zijn om de consumptie aan te zwengelen, de jeugdwerkloosheid in de steden – bijna 20% – terug te dringen en de vastgoedmarkt te versterken.

Toch kondigde het geen nieuwe directe stimuli aan. Ook de Chinese centrale bank wacht af – de markt verwacht een versoepeling van het monetaire beleid, maar die blijft uit. De omstandigheden zijn er anders ideaal voor: de inflatie blijft laag, met een kerninflatie van amper 0,70%. Door dat gebrek aan echte economische stimuli daalt de yuan, ook al tracht de centrale bank met haar officiële koersbepaling de val van de munt te stuiten.

De aandelenmarkt weerspiegelt de tweeslachtige economische situatie. Hoewel in 2023 een stevige groei wordt verwacht, die volgens het IMF voor bijna een derde van de groei van de wereldeconomie zal tekenen, is het rendement van de voornaamste Chinese indices sinds begin dit jaar nauwelijks positief. In het Westen, waar veel minder groei verwacht wordt, zitten de indices daarentegen steevast in de lift.

Die fundamentele ambiguïteit is de sleutel tot het mysterie. Trouw aan zijn naam situeert het Rijk van het Midden zich ergens halfweg tussen herstel en terugval, tussen rijkdom en armoede, tussen wereldmacht en regionale speler, tussen Moskou en Washington. De weg van het midden, zo klinkt het daar, leidt naar de verlichting.

KFI

Author KFI

More posts by KFI